Weer
Strenge vorst is altijd goed. Het ijs groeit sneller aan als het streng vriest. De vereiste ijsdikte voor toertochten (minimaal 12 cm) wordt pas bereikt na strenge èn langdurige vorst.
Een toertocht gaat niet door of wordt afgelast als extreem weer wordt verwacht. Onder extreem weer verstaan wij bij voorbeeld:
- Sneeuwstorm, sneeuwjacht of zware sneeuwval.
- Dichte of zeer dichte mist.
- Windchill van -/- 20 C of lager (vorst in combinatie met wind; gevoelstemperatuur).
Het weer kan lokaal sterk uiteen lopen door sneeuw of mist. Een sneeuwbui maakt wakken of zwakke plekken slecht zichtbaar. Blijf dan op de schaatsroutes die door ijsclubs zijn uitgezet.
IJsclubs zijn ingesteld op grillig en wispelturig weer zoals een sneeuwbui. Zij beschikken over sneeuwschuivers- en vegers waarmee het parcours van toertochten sneeuwvrij kan worden gemaakt.
Gewonden lopen hogere risico's op onderkoeling. Wanneer een slachtoffer met letsel op het ijs ligt, kan hij/zij binnen 15 minuten onderkoeld geraken. Daarom moeten slachtoffers in foliedekens en dekens worden gewikkeld.
Voor tochten op zeer grote wateroppervlakten, denk aan het IJsselmeer moeten de specifieke risico’s in kaart gebracht worden. Denk aan de weer- en windgevoeligheid van deze trajecten. Wakken en ijskisten kunnen veranderen als de wind draait. Bij mist lopen schaatsers er een verhoogd risico op verdwalen. Ook bij zeer lange schaatstochten zoals een 200 km tocht worden schaatsers langdurig bloot gesteld aan vorst en wind. Zij moeten rekening houden met onderkoelings- en bevriezingsverschijnselen, afhankelijk van de windchill. Dergelijke risico’s dienen ook in kaart gebracht te worden en van beheersmaatregelen te worden voorzien.