Deelnemen aan een toertocht
IJsclubs bieden een ruime keuze aan mooie toertochten als het winterweer meezit. De afstanden van deze toertochten variëren meestal van 15 km tot 35 km. Korte afstanden zijn aantrekkelijk voor ouders met kinderen die leren schaatsen. Voor sportliefhebbers zijn langere afstanden mogelijk.
Voor rustzoekers zijn er genoeg keuze- en uitwijkmogelijkheden. Je kan drukke plaatsen ontwijken. Als je 's middags gaat starten, is meestal het rustiger. Het merendeel van de toertochten is kleinschalig.
Je kan je inschrijven bij startplaatsen. Tegen betaling van inschrijfgeld krijg je een stempelkaart. Deze stempelkaart kan je onderweg bij controleplaatsen laten afstempelen. Na afloop krijg je een medaille als aandenken overhandigd of nagestuurd. Het inschrijfgeld is een onkostenvergoeding voor o.a. materiaal, sneeuw schuiven en EHBO.
Het beoefenen van een sport kan risico's met zich meebrengen. Het rijden van een toertocht is voor eigen risico van de deelnemer. S.v.p. doe mee aan de spelregels voor veiligheid bij toerschaatsen, waaronder:
- Volg de aangegeven schaatsrichting en ga niet tegen de stroom in.
- Ga niet schaatsend bellen, sms-en of app-en.
- Denk om je rugzak bij bruggen.
- Zet je telefoonnummer op de stempelkaart (voor contact met je familie bij ongevallen).
- Scholen: vermeld je school en klas op de stempelkaart (voor contact bij ongevallen).
Tips voor kleding: ga warm gekleed schaatsen, draag confortabele kleding, meerdere lagen dunne kleding, thermo-onderkleding, flee-jas of trui, handschoenen èn een warme muts die je oren bedekt. Skikleding is geschikt.
Waar en Veilig
Weten waar je veilig kunt schaatsen op officieel geopende natuurijsbanen of officiële KNSB toertochten rijden ga naar https://knsb.nl/sporten/Natuurijs/recreatief/.
Je goed voorbereiden op natuurijs lees ook de twintig gouden regels voor veilig schaatsen op natuurijs: https://www.schaatsen.nl/nieuws/tips/natuurijs/twintig-gouden-regels-voor-veilig-schaatsen-op-natuurijs/
Ondersteun het natuurijs
Je kan ijsclubs ook op andere manieren ondersteunen, bij voorbeeld: vrijwillige bijdragen voor het onderhoud van schaatsroutes, giften voor de aanschaf van sneeuwschuivers en lid worden van de ijsclub in je woonplaats.
Gun natuurijs de tijd om aan te groeien tot de vereiste dikte. Het ijs wordt kapot gereden als we te vroeg erop gaan schaatsen. Landijsbanen gaan eerder open dan toertochten.
Het weer
Strenge vorst is altijd goed. Het ijs groeit sneller aan als het streng vriest. De vereiste ijsdikte voor toertochten (minimaal 12 cm) wordt pas bereikt na strenge èn langdurige vorst.
Een toertocht gaat niet door of wordt afgelast als extreem weer wordt verwacht. Onder extreem weer verstaan wij bij voorbeeld:
- Sneeuwstorm, sneeuwjacht of zware sneeuwval.
- Dichte of zeer dichte mist.
- Windchill van -/- 20 C of lager (vorst in combinatie met wind; gevoelstemperatuur).
Het criterium voor windchill is in lijn met het model veiligheidsplan Toertochten van de KNSB waarin ook de afgelastingscriteriums voor miste, zware sneeuwval en dooi vermeld worden.
Het weer kan lokaal sterk uiteen lopen door sneeuw of mist. Een sneeuwbui maakt wakken of zwakke plekken slecht zichtbaar. Blijf dan op de schaatsroutes die door ijsclubs zijn uitgezet.
IJsclubs zijn ingesteld op grillig en wispelturig weer zoals een sneeuwbui. Zij beschikken over sneeuwschuivers- en vegers waarmee het parcours van toertochten sneeuwvrij kan worden gemaakt.
Gewonden lopen hogere risico's op onderkoeling. Wanneer een slachtoffer met letsel op het ijs ligt, kan hij/zij binnen 15 minuten onderkoeld geraken. Daarom moeten slachtoffers in foliedekens en dekens worden gewikkeld.
Voor tochten op zeer grote wateroppervlakten, denk aan het IJsselmeer moeten de specifieke risico’s in kaart gebracht worden. Denk aan de weer- en windgevoeligheid van deze trajecten. Wakken en ijskisten kunnen veranderen als de wind draait. Bij mist lopen schaatsers er een verhoogd risico op verdwalen. Ook bij zeer lange schaatstochten zoals een 200 km tocht worden schaatsers langdurig bloot gesteld aan vorst en wind. Zij moeten rekening houden met onderkoelings- en bevriezingsverschijnselen, afhankelijk van de windchill. Dergelijke risico’s dienen ook in kaart gebracht te worden en van beheersmaatregelen te worden voorzien.